Tijdens de Nacht van de Mystiek: ‘Mystiek in het midden van het leven’, op 6 februari 2016 gehouden in Lux Theater te Nijmegen, las ik een aantal relevante gedichten. De desbetreffende boekuitgave van het Titus Brandsma Instituut te Nijmegen, bevat deze gedichten, aangevuld met enkele andere: ’s Nachts, Ark van Liefde, Reis, Iets, Roep 1,2,3,4, Transfiguratie, Witheid, Reislust, Bach en de zee, Zo boven zo beneden, Wijding, In Friesland, Complot. Discovery Books, Leeuwarden 2016. Er is een dvd van de avond bijgeleverd (zie onder interviews/video/ audio).
Een kleine keuze uit de gedichten:
Bach en de zee
Zij had mij geleerd
haar tranen te drinken
maar toen zij uitbraken
op het middenpad van
de Notre-Dame-de-la-fin-
de-Terres in Soulac
vond ik mij terug als zout-
pilaar terwijl Bach
over ons heen spoelde.
Later liepen wij naar de
roepende zee, legden ons
bij haar neer en lieten ons
wiegen door haar golfslag.
Reis
Hierbinnen schemert het als in een grot,
daarstraks nog beesten in het zicht, hun halzen
naar het gras gericht, nu knikkebolt mijn dubbel-
ganger daar, een reis met twee gezichten.
Stemmen dwalen door de bus maar woorden komen REIS
niet meer door, mijn oren horen verre koren, roept
daar een sirene? Ik dool naar voren, niemand
die de bus bestuurt, waar is de gids gebleven?
Mijn schouders botten uit, door het open luik
zie ik hoe heller licht dan dat van moeder maan
uit het gewelf flikkert, ik word opgeheven, zuig
aan ether. Wat mij overkomt, ontbeert een naam,
mijn tong is zwaar, ijle klank word ik gewaar
zo schoon en goed, hoe moet ik haar in echo´s doen?
Dan sluit de hemel zich en land ik op het bus-
lichaam - nachtboot op het droge - , stommel
naar binnen, strompel naar mijn plaats. In me
zwelt de stem weer aan die mij verlaten leek.
Wijding
De kaarsen die zij in de grond
stak, bakenden hun graf af, wees
zij hem hun ruimte in de dood.
Ze zouden op het zuiden liggen
met hun hoofden vol geluiden van
de vogels in de oksels van het kerkje,
aan de noordkant lag nog sneeuw.
Ze dronken bessensap uit plastic
bekers, vlochten ijzerdraad tot
ringen, beurden chips als heilig
brood, neurieden Latijnse dingen.
Dronken wordend strekten zij
zich in het mos uit, hielden
elkaars adem in, vergingen.