Jaargang 26, no. 7, september/oktober 2001, tweemaandelijkse uitgave van de Fietsersbond. Hierin opgenomen: Ciryl Lansink, De prins op het stalen ros waarin de onderstaande gedichten worden aangehaald en besproken zijn.
Liefde
De achterband van mijn fiets plakkend
voel ik jouw hand van gisteren
de knoopjes naar mijn hart los tasten,
hoe je kopjes aan mijn rug geeft.
Ingesponnen tussen de tokkel
van je vingers en het bonzen
van je slaap, reed ik je
tot in de schemering.
Het enige wat niet zweeg
was het wiel in zijn zachtjes
aanlopend verweer. Oud en zwaar
piepten we door ons avondland.
Ik streel de lijm om het gaatje
en wacht tot die wit is opgedroogd.
Entre-deux
Het overkomt me op de dijk.
Een vrouw vaart in de stroom
langszij, met hoofd en handen
duidt ze: houd me bij.
Ik doe geen trap te veel
maar of het nu de wind is
of de zucht, een kwart uur
zijn wij aan elkaar gelijk.
Dan komt de bocht waarmee
mijn weg het land in keert.
Terwijl ik afweeg haar
te enteren, verkondigt zij:
vergeet het vlees, omhels
het staal tot roest je breekt.