(jubileumuitgave), 2004
Boxtel
In den beginne is de Dommel doorwaadbaar
bij een plek met beuken: Buochestelle, zeg
maar Boxtel eeuwen dichterbij waar heren
heersen over boeren, daarom ‘heerlijkheid’.
Het krijgt een wonder: gemorste witte
wijn lekt uit tot heilig-bloedverlies.
Jaarlijks trekken bedevaarders naar de
doeken om Christus’ bloed erin te zien.
Brand! Brand! in een stoet van vijftien-
veertig: de halve have heen, jaren achtereen
doen rovers van Van Rossum, Staatse troepen,
Spaanse muiters dat op eigen wijze over.
Als tussen klompenmakers en wevers ijzer
in een knoop is gelegd, ligt Boxtel midden
in de wereld halfweg Wesel-Amsterdam.
Groot wordt het als wisselplaats. Wie er over-
stapt, tracht te beklijven. Na WO-Twee is dat
gedaan. Wat blijft over voor de nieuwe eeuw?
Eendjes op een wapenschild dat Petrus tilt,
miniburcht Stapelen met geestelijke heren,
De Kleine Aarde voor solide leven,
een school schilders om de fiere toren,
belvédère boven het dorp aan de rivier
dat het is gebleven, wonder inbegrepen.
Jaarlijks trekt op de eerste zondag na Pinksteren de 'Bloedprocessie' door Boxtel. De ommegang met zo'n zeshonderd figuranten in historische kostuums is een huldebetoon aan het veertiende-eeuwse 'bloedmirakel' in deze plaats: miswijn veranderde op het altaarlinnen in Christus' Bloed.