De vrouwelijke stem in de Nederlandstalige poëzie in 200 gedichten. Samengesteld en ingeleid door Lut de Block. Poëziecentrum Gent 2005. Van Stella Napels zijn opgenomen Model en Protocol.
Model
Laat mij hem uittekenen.
Hij zet de ezel op, beveelt mij
in de pose die hem lokt, zwijgend
moet ik nijgen, de stilte voor de vorm.
Het duurt wel even voordat iets
in hem beweegt. Kijk zijn mond
kieren, zie zijn tong week en vol
het lippenvlees toucheren.
Zijn adem rijst, uit zijn middel
zwelt de zucht, zijn hand aan het
penseel. Is hij met me klaar
geen veeg, geen fractie verf.
Het doek is leeg op het gebroken
wit na, dat ik uit hem heb geknepen.
Protocol
Zo had ik het gewild: elkaar
behoedzaam inwijden, hem largo
inlijven, parels van tranen erna
omdat we even hadden mogen raken
aan hoe we dachten dat geluk
eruit kon zien, omdat we dat
ogenblikkelijk af hadden moeten
staan, omdat we gewonnen, verloren,
uiteindelijk gewonnen hadden.
Zo wilde hij het: ik als opgejaagd
hert, hij die zijn hagel in me
schiet, zijn foedraal sluit en
koel en hooghartig mij
overwonnen achterlaat.