Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam-Antwerpen, 2008
Om de beurt
En het geschiedde in de vrije jaren zeventig
dat de Buwalda’s helemaal uit Groningen
ten behoeve van partnerruil met doosje en
apparaat voor onze Gelderse deur verschenen.
Nadat mevrouw zich weldra bloot als een vis
op ons vloerkleed had uitgestrekt, begon meneer
een preekbeurt over het hoe en het wat van het wad
dat hij tegen een vrijgemaakte wand projecteerde.
Terwijl ik aan zijn vrouw zat, raakte die van
mij verstrikt in de netten van de droogkloot
met geitenwollen sokken in open sandalen.
Eindelijk een vent die van haar af bleef.
Jaren later begreep ik de draagwijdte van zijn
vertoog: soms was het wad, meestal was het
niet. Wij hielden het op den duur niet droog,
werden schipbreukelingen zonder compassie.
Blik
Hoe ziet mijn huis mij arriveren?
Wat hebben de meubels zonder mij
verricht: mijn warmte gekoesterd,
mijn katten vertroeteld?
O, kon ik mijzelf eens vanuit mijn bank
zien naderen, een blik werpen op de man
die vanaf het trottoir naar me zwaait
alsof hij gelukkig huiswaarts keert.
Gekozen door Rob Schouten