Nederlands Dagblad 2002

Teunis Bunt, 13 december 2002.

Een zoon brengt zijn moeder voort
In gesprek met Victor Vroomkoning

Victor Vroomkoning is een intiem dichter; zijn onderwerpen zoekt hij dicht bij huis en vaak zelfs ín huis. Constanten in zijn werk zijn de dood en de liefde. In zijn ouders vallen die twee vaak samen. Al in de bundel Klein museum (Agathon, 1987) schreef hij gedichten over de dood van zijn ouders, terwijl ze toen nog volop in leven waren. Later zou hij ook over hen schrijven in Echo van een echo (Manteau, 1990), Oud zeer (Manteau, 1993) en IJsbeerbestaan (De Arbeiderspers, 1999).

Intussen zijn ze overleden, maar Vroomkoning houdt ze in leven in zijn poëzie. Ook in de nieuwe bundel Bij verstek treden ze je tegemoet. De vader, zingend in enkele gedichten, en vooral de moeder, aan wie hij een hele cyclus wijdde: 'Toe dan'.

Wat was voor jou de aanleiding tot het schrijven van die cyclus?
Ik heb mij veertien dagen afgezonderd en elke dag een gedicht geschreven. Ik wilde een nieuwerwetse sonnettenkrans schrijven dwz. 14 gedichten voorafgegaan door een proloog, opgedragen aan een geliefde. Die geliefde is mijn moeder, of misschien ligt het ingewikkelder: eigenlijk ben ik die geliefde, want ik laat háár aan het woord over míj.

In de cyclus wordt dat letterlijk verwoord. De moeder zegt daarin dat de zoon niet achterom moet kijken, maar zich moet richten op het heden.
Ik vind ook dat je zo weinig mogelijk achterom moet kijken, zoveel mogelijk in het nú moet leven, maar dat laat ik háár tegen míj zeggen. Dat is ook het dubbele in die cyclus: ik ben de zoon, de dichter, maar de ikfiguur, de moeder, is ook van mijn hand. Ik laat haar zeggen dat die zoon van haar nou eindelijk eens moet stoppen met die gedichten over haar.
Zij neemt afscheid van mij, maar eigenlijk neem ik afscheid van haar, nog preciezer: van de moeder in mijzelf. Ik wilde van die moeder af, die maar in mij, in zoveel gedichten zit. Ik was er letterlijk misselijk van in die dagen, het was een aanslag, ook emotioneel.

Een zoon die zijn moeder voortbrengt.
Ja, zo kun je dat zien; in de taal breng ik haar voort maar ik laat haar daarin ook weer sterven en mij berichten, dat ik na haar dood zonder haar verder moet.

Blijft het je eigen moeder? Of wordt het toch een oerbeeld, een prototype van een moeder?
Het is mijn moeder, maar ik hoop dat als jij het leest, het ook jouw moeder wordt, dat zij het particuliere ontstijgt, ieders moeder wordt.

Die poging om de dode geliefde, in dit geval de moeder, levend te houden of levend te maken, lijkt op wat Achterberg deed.
Bij Achterberg lukte het niet en bij mij lijkt het alsof het wel lukt. Die moeder is vanaf het begin de hele tijd aan het woord. Zij is de ik-figuur, zij spreekt haar zoon, de dichter toe. Het perspectief is dus anders dan bij Achterberg. Dat levend houden in gedichten, dat terugzingen uit de dood, dat is er natuurlijk al sinds Orpheus. Maar volgens mij is het in poëzie nog niet op deze manier gedaan.

Je zou het misschien wel kunnen vergelijken met een prozawerk: in Wit is altijd schoon laat Leo Pleysier ook een al overleden moeder de hele tijd praten tegen haar zoon.
Dat is zo, maar ik heb eerlijk gezegd tijdens het schrijven niet aan Pleysier gedacht.

De dood, waarover je al zo lang schrijft, kwam wel heel dicht bij in de dood van je ouders.
Ik schrijf daar ook over in het gedicht 'Thanatos': (...) Maar zie, vanochtend ben je moedergroot/in me opgestaan., oh Dood, de ironie/is mij vergaan.' Ironie schept afstand en ik had die ironie niet meer, ik had die afstand niet meer. Maar met het schrijven van deze gedichten sluit ik toch iets af, doe ik een deur dicht.

Is het schrijven van deze afscheidsgedichten ook een troost?
Nee, zo denk ik daar niet over. Natuurlijk is het wel goed dat die gedichten er zijn, maar ik vind het fijn voor de gedichten, meer dan voor mij. Goed dat ze er zijn.

Het is een liefdevolle cyclus.
Ja, het is het liefste wat je kunt doen, denk ik: in de poëzie je moeders hoeder zijn. En tegelijkertijd schiet je natuurlijk tekort, zoals alle kunst tekort schiet, zeker in het aangezicht van de dood.

Is de liefde sterker dan de dood?
Die twee gaan altijd samen in mijn werk. In een vorige bundel laat ik zelfs twee mensen de liefde bedrijven op een begraafplaats. Juist doordat er dood is, is de liefde nodig. Wat zou je nou toch elkaar beminnen als er geen dood was? Als alles maar eindeloos duurde? Hoe gek het ook klinkt, de dood vitaliseert. Doordat er dood is, besef je wat leven betekent: hier moet het gebeuren. Maar in de poëzie sluipt naast die vitaliteit natuurlijk altijd weer het tekort. Nou ja, een groot deel van de bundel Oud zeer gaat daar al over.

Tot slot twee gedichten: het slotgedicht uit de cyclus 'Toe dan' en een gedicht over de liefde, of juist over het gebrek eraan:

Dit is de laatste keer. Ik hoor het
aan je stem, zijn echo wil niet meer.
Dus maak maar wat van me,
ik hoef niet half meer terug
in je domein. Je loog me toch
al bij elkaar uit dingen om je heen,
die er voor mij niet zijn. Onthoud
dat jij mijn vlees bent, ik jouw
geest. Ik riep je niet, jij riep niet
mij, jij riep jezelf terug door mij,
sirene met jouw stem. Word je als ik
je bent er geweest. Dus ruim me op
en maak een punt van deze zin.

Missen

Dat je het soms mist
is het laatste wat je haar
zult toevertrouwen.
Het is niet uit te leggen:
een hengst die zijn hals over
de nek van een merrie legt.

Missen is zonde van jezelf
hoor je haar zeggen.

Dat je haar soms mist
is het eerste wat je haar
verzwijgen zult: een hengst
doodstil achter schrikdraad,
zijn hals leeg, zijn ogen vol
van die naast hem in de wei stond.

Missen is bewaren
wat je mist.

Victor Vroomkoning, BIJ VERSTEK, De Arbeiderspers, 2002, ISBN 90-295-5178-X

Victor Vroomkoning Tachtig, Zijn mooiste gedichten/ Intiem bestaan, over de poëzie van Victor Vroomkoning Gebroken WitVrije ValParenOmmezienDodemontStapelenHet formaat van waterlandBij verstekVerloren spraakIJsbeerbestaanLippendienstOud zeerEcho van een echoKlein MuseumDe laatste dingenDe einders tegemoetOorlogsgeweld in OoijpolderMijn overbuurvrouw is een meeuwLevensbericht Wam de MoorHet Nijmegengevoel Langs brede rivierenOranjesingel 42 Het BenedenstadsliedIk wou dat ik een vogel wasViering 80ste verjaardag op 6 oktober 2018Vluchtelingen in de stadVroom, frivool, VileinIlja Leonard PfeijfferOmtrent VincentGelderlandDe 100 mooiste wielergedichtenVan Hugo Claus tot Ramsey NasrAvenueDe eerste eeuw van BoonDe Nederlandse poëzie in pocketformaatBoem Paukeslag!Tijd is niks, Plaats bestaatOlifant in BoaDe bruiloft van KanaSchijndel belicht en gedichtPoëzie & beeldenStadsdichters bijeenLuister - Rijk - KijkenArnhem-NijmegenAgenda 2007TransfiguratieVers verpaktVerstild Nijmegen, Agenda 2006Waar ik naar verlang vandaagHet liefste wat ik heb25 jaar Nederlandstalige poëzie 1980-2005Agenda 20051944 - Brabants Centrum - 2004Alles voor de liefdeNooit te vangen met haar eigen penNavel van ’t landSpiegel van de moderne Nederlandse en Vlaamse dichtkunst10 Jaar NijmegenprentDe geur van ieder seizoenHet is vandaag de datumDe mooiste sonnetten van Nederland en VlaanderenHoe wordt je halfopen mond gedichtRoute 65Het mooiste gedichtBr.O.Nr.Geen dag zonder liefdeInversZie de stille minuut van de roosGroesbeekOmmetje DukenburgEen proces in de hersenenKeer dan het getij en schrijf!Circuit des SouvenirsSchrijversportrettenDodemontStapelenHet formaat van waterlandBij verstekIJsbeerbestaanTurning TidesEen zucht als vluchtig eerbetoon