In: Prettig Gezelschap, schilderijen van Sven Hoekstra, BnM Uitgevers, Nijmegen 2005
De koe van Hoekstra is een vrouw. Ze staat in het landschap waarin ze hoort: de polder. Vol melk staart ze voor zich uit, haar uiers staan op springen. De vrouw van Hoekstra is het ideale poldermodel op twee poten in een leeg decor met in de verte het onvermijdelijke kerkje; de vrouw van Hoekstra is een katholieke koe. Zij is een natte katholieke jongensdroom. Behalve dat het vet ervan afdruipt, is zij ook binnenvetter: in haar eigen wereld opgesloten, houdt ze de volle lippen op elkaar. Eenzaam tegelijk ongenaakbaar, boordevol emotie tegelijk uitdrukkingsloos.
Ik heb er een aan de muur met een extra borst: het ronde, kale hoofd van een dwerg. Met negen vingers zit hij aan haar uiers. Aan zijn nagels kleeft verf. Het zijn natuurlijk Hoekstra’s halfdroge vingers. Ik wou dat ik dat mannetje was. Met tien vingers.