Ter nagedachtenis aan de 40ste sterfdag van Anne Frank.
Samenstelling en inleiding: Henk van Zuiden, uitgeverij Leopold, Den Haag 1985.
Hierin opgenomen: Zondag en Maandag.
Zondag
Mijn ouders liggen naast mij
in de wei die pas begraasd
moet zijn zo laag van bloei
is onkruid om ons heen.
Vader zaait een arm naar
moeder uit. Het koren,
zegt hij, zag je onderweg
het koren staan? Nooit
heb ik hem zo zorgeloos
van slag gezien. Zijn hand
die nu geen brood vermenig-
vuldigt, plukt de bloemen
van haar jurk.
Achter ons wiekt een molen
door de wolkeloze dag
Maandag
Het is vier uur. De wereld slaapt
als vader afdaalt naar zijn oven.
Langs uitgesleten treden zakt hij
in het gat van het portaal.
Stijf van blauwsel staat zijn lijf,
hij kraakt van boven tot beneden.
Het wordt weer stil, wij dromen
door. Hij blaast de vuren aan
en slaat zich door de degen heen.
De laatste broden rijzen nauwelijks
de vormen uit of moeder zingt
de stilte uit de ochtend, schudt
de veren in haar kakelbonte schort.
Als wij bij zevenen gezeten zijn
neemt zij het mes ter hand, slaakt
een kruis over het warme brood. Wij
sluiten onze ogen zwijgend om het woord..