Een keuze uit de tijdschriften. Hubert van Herreweghen en Willy
Spillebeen, Davidsfonds Leuven 1987. Hierin opgenomen: Visioen en Moeder.
Visioen
Slaapdronken ging ik door de nacht.
In de kamer van mijn ouders kwam ik
tot mijzelf. Onder bundels maanlicht
lagen zij er stralend bij.
Zij verjongden tot voorouderlijke
geliefden. Vader naderde de jongeman
die boven hem met moeder trouwde.
Zijn vingers haakten in haar
ongebonden haren. Rond haar mond
spraken plooien van geluk. Rimpels
had zij uit haar hoofd gelegd.
In vroege albums lag zij zo
te dromen, haar ogen half naar
vader open als hij foto’s van haar nam.
Moeder
Uit wie mij spreken leerde
murmelt kruiswoordpuzzeltaal,
borrelt praat van niets
dan allerlaatste kwalen.
Haar lijf dat naar de aarde groeit
staat onophoudelijk in bloei
van zomerjurken. Opgezette ogen
dwalen door haar bril. Haar kin
zinkt in haar parelhoenderkeel.
Grijs, met goud omhangen, groeten
ons de Juliana’s van het huis.
Waar wij door de gangen schuifelen
sterft het van de kruisen.
Steeds dieper moet ik buigen
wil ik haar nog kussen.