Speciaal nummer van literair tijdschrift 'Parmentier' (jrg 6, nr 4, najaar 1995), SUN, Nijmegen
Psalm 144(143)
van David
U die mijn handen strijdbaar
maakt, mijn vingers staalt,
mijn fort, asiel en toeverlaat,
die volkeren onder mij dwingt,
U prijs ik, Heer,
mijn rots, mijn schild.
Wat is het dat U zich
om mij bekreunt, een mensenkind,
een zucht, een schim, niet meer?
Kom, reik mij Uw hand, bevrijd
mij van belagers die mij
lasteren, U vals bejegenen.
Daal uit Uw hemel neer, smijt
Uw toorn in het rond,
verdrijf hen van mijn grond.
Dan kan Uw dienaar David op zijn
harp spelend U die koningen
laat triomferen, andermaal bezingen:
‘Door u ontkwam ik aan het zwaard
van mijn belagers
die mij lasterden, U vals bejegenden.
Planten zijn nu onze zonen, pilaren
onze dichters, gepolijste draagsters
van paleizen, zuilen van Uw tempel.
Onze voorraadschuren zijn gevuld
met allerhande vruchten,
onze weiden lopen vol jong leven.
Nergens wrok of tweedracht, nergens
weeklacht. Wat toch een gezegend
volk dat U als Heer en God erkent!’