De Arbeiderspers, Amsterdam-Antwerpen 1999
Sparen
Genoeg over ons gefantaseerd
stelde je, en of ik vader wilde sparen.
Sparen doe ik jullie sinds
mijn eerste regel. Krijg ik
ooit genoeg van jullie levens?
O perkamenten ouders, jullie
nagels groeien door tot in
mijn vlees, jullie zijden haar
hangt als spinsel om mij heen.
Praat me niet van sparen, moeder.
Economising
Enough fantasising about us,
you state, and would I like to save father?
I’ve been saving you both ever
since my first line. Do I ever
get enough out of both your lives?
Oh, parchment parents, your
nails go on growing into
my flesh, your silken hair
hangs like cobwebs around me.
Don’t talk to me about saving, mother.
Zuster
- Heb zo’n pijn, zuster -
Zie ik, moeder
- Mijn been, zuster -
Ja, moeder
- Wat heb je een lage stem, zuster -
Omdat ik geen zuster ben, moeder
- Heb je een baard, zuster? -
Hij wordt grijs, moeder
- Waarom zeg je moeder tegen me, zuster? -
Wat zou ik anders, moeder?
- Ik ben je moeder niet, zuster -
Nog wel, moeder
- Heb zo’n pijn, zuster -
Zie ik, mevrouw.
Sister
‘Got this pain, sister’
Can see that, mother
‘My leg, sister’
Yes, mother
‘What a deep voice you have, sister’
Because I’m not a sister, mother
‘Have you got a beard, sister?’
It’s turning grey, mother
‘Why do you call me mother, sister?’
What else should I call you, mother?
‘I’m not your mother, sister’
Only just, mother
‘Got this pain, sister’
I know, Mrs
Uur U
Vader en ik, wij zijn de luidkeelse
zwijgers. Ik hoef maar moeder
te fluisteren of daar gaan we
met zestig minuten oorverdovende
stilte. Hij was al een man van halve
woorden maar sinds haar dood
hoeft niets meer uitgesproken.
Af en toe hoor je hem slikken,
glinstert er iets aan zijn ogen
maar zijn gezicht een masker van
papier-maché, een bedje ijskoude
asperges zijn biddende vingers.
Zero Hour
Father and I, we are the shrieking
silent ones. I only have to
whisper mother, and we are in
for sixty minutes of ear-splitting
silence. He was already a man of
a few words, but since her death
nothing more needs to be said.
From time to time you hear him swallow,
see something gleam in his eyes
but his face a mask of
papier-mâché, his praying fingers
a small bed of icy asparagus.
Behind him he marries her,
his fingers twined in hers, his head
inclined laughing towards her.
Recessie
Met verliefdheden gaat het
als met je leven: ze lukken steeds
minder. Hoe veelbetekenend
begonnen ze: evenwichtsstoornissen,
braakneigingen, smachtende blik
op de nachtelijke eeuwigheid,
samen dood willen. Daarna alleen.
Langzaam herstellen, weer bomen
en struiken zien staan, je getrouwe,
dat nam toch gauw een half jaar.
Gaandeweg steeds minder ongelukkig
geluk, alles bij elkaar wat weekjes,
je blijft er noemenswaardig goed
uitzien, let snel op haar financiën
en hoeveel kinderen?
Verliefdheid: niet veel meer dan een
onschuldige aandoening, je schraapt
de keel, snuit de neus, simuleert wat
snikken en gaat over tot de orde
van de zondagse daad.
Recession
With infatuations it’s like it
is with life: they succeed less
and less. How significantly
they began: feelings of giddiness,
queasiness, languishing looks,
desire to share death. And then alone.
A slow recovery, once more seeing trees
and shrubs standing, your old faithfuls,
that took half a year in no time.
Gradually less and less unhappy
happiness, a few weeks or so all told,
you stay looking pretty good,
make a quick note: how many children?
Infatuation not much more than an
innocent emotion: you clear
your throat, wipe your nose, simulate
a sob or two and proceed to the order
of the Sunday deed.
Dichterschap
Asjeblief, hou op met die benen
zo midden op de dag. Ik moet nog
naar een gedicht dat af wil.
Jaja, weer een over de liefde.
Hou nou op, haal m’n arm van je
weg voor die straks niet meer kan
schrijven. Natuurlijk gaat het over jou.
Ja, ik zie ook wel dat je daar
niet bent maar hier. Hoe lang ben
je nou al met je dichter vertrouwd?
Afstand, mevrouw, afstand!
Being a poet
Please now, stop waving your legs around
in broad daylight. I’ve still got a poem
to go to that wants finishing.
Oh yes, another one about love.
Stop it, will you. Take away my arm
from you before it can’t write any
more. Of course it’s about you.
Yes, I can see too that you’re not
over there but here. How long is it already
you’ve been familiar with your poet?
Distance, madam, distance!
Zoals
Als je me oud vindt,
te oud om het nog eens
met je te doen, neem
dan mijn foto’s in je
hand en zeg: ja
zo was, zo ben je,
jong lief zacht sterk.
En kom dan naar me toe,
sluit je ogen en doe
het met me zoals
je het met me deed
gisteren eergisteren
eereergisteren.
Just as
If you find me old,
too old for me to do it
with you one more time, then
take my photo in your
hand and say: yes,
that’s how you were, you are,
young, dear, gentle, strong
and then come to me,
shut your eyes and do
it with me just as
you did it with me
yesterday, the day before,
the day before that.
Avondland
De achterband van mijn fiets plakkend
voel ik jouw hand van gisteren
de knoopjes naar mijn hart los tasten,
hoe je kopjes aan mijn rug geeft.
Ingesponnen tussen de tokkel
van je vingers en het bonzen
van je slaap, reed ik je
tot in de schemering.
Het enige wat niet zweeg
was het wiel in zijn zachtjes
aanlopend verweer. Oud en zwaar
piepten we door ons avondland.
Ik streel de lijm om het gaatje
en wacht tot die wit is opgedroogd.
Love
Gluing the rear inner tyre of my bike
I feel your hand of yesterday
feeling loose the buttons to my heart,
how you nuzzle up against my back.
caught up between the strumming
of your fingers and the thudding
of your temple, I rode you
until dusk came.
The only thing that did not keep silent
was the wheel in its gently
wobbling resistance. Old and heavy
we squeaked through the hinterland.
I stroke the glue round the small hole
and wait until its dried to white.
Tuin
Tuin weer slagroomtaart,
hier en daar een wakkere
krokus, kaarsje wegens
het verjaren. Te mooi
om aan te snijden met
maat vierenveertig.
Toch moet de vis gelucht
onder het borstplaat
van de vijver.
Weer terug achter het
warme kijkglas tel ik
de achten die ik achter
liet. Alleen bij sneeuw
de kraakheldere afdruk
van mijn ijsbeerbestaan.
Garden
Garden once more a cream cake,
here and there an awake
crocus, small candle celebrating
the passing of another year. Too
beautiful to cut with a
size forty-four.
Even so, the fish under the
fudge breastplate of the pond
must be aired.
Once more back behind the
warm sight-glass I count
the eight that I left
behind. Only when there’s snow
the squeaky-clean impression
of my polar bear existence.
Te N., november
We lopen te bekijken wat er niet meer is,
zelfs de letters en de cijfers die verwijzen
raken uitgewist.
Dan een bulk bloemen in het zand, de linten
kleven van de mist.
Schort je rok op, zeg ik.
Ze knoopt me los en sluit haar lippen
om wat klopt en gist.
At N., November
We walk looking at what’s no longer there,
even the letters and the numbers that denote
become erased.
Then a consignment of flowers in the sand, the ribbons
sticky with the mist.
Tuck up your dress, I say.
She unbuttons me and closes her lips
around what beats and rises.
Blauwe reiger
In sjofele loodgrijze smoking
schrijdt hij door de sloot,
verschrikker, namaakooievaar
een heer die nauwgezet zijn poten
licht, zich opzet tot stramme
clochard, engelengeduldig aast.
Vliegt met ingetrokken hals,
onschuld veinzend vistuig.
Grey heron
In shabby dull-grey dinner jacket
he strides through the ditch –
startler, imitation stork,
a master who meticulously lifts his feet,
inflates into a stiff clochard,
lies in wait with angelic patience.
Flies with retracted neck,
innocence-feigning fishing-gear.
Slak
Hoe snel je ook
van weer een ander
wilt houden,
je sleept je
trage zelf mee,
je verkalkte
hebben en houwen,
buikschuiver
bultenaar
levenslange
verhuizer.
Het is waarom
rugzak rijmt
op jou.
Snail
No matter how fast
you want to love yet
someone else,
you drag along your
sluggish self as well,
your ossified
having and hacking,
belly-shuffler,
humpback,
lifelong
mover
That is why
you rhyme
with trail.
Engelstalig: uit Polar Bear Existence, een vertaling
van IJsbeerbestaan door John Irons